Slalom

Ze zat voor het laatst aan de tafeltje in de ronde kamer van de vuurtoren, Het enige kamertje dat de toren had. Boven haar het platform met de lantaarn en het bordes, onder haar de lange cilinder met de wenteltrap. Stairway to heaven had ze als puber ooit met krijt op de onderste treden geschreven. Ze wist niet hoe profetisch haar woorden zouden blijken te zijn.

Op het kleine scherm van haar laptop stond een blanco blad. Er boven de titel: “Mijn onafhankelijkheidsverklaring”. Ze had dat ergens gezien. Ze wist niet meer waar maar vond het een fijne gedachte, het hebben van een eigen onafhankelijkheidsverklaring, zoals die streken en regio’s waar de nood opborrelt om de eigen identiteit terug op te eisen. Vaak verward met separatisme, maar dat was het niet. Je verwerpt de ander niet omdat je je eigen stem wilt laten klinken, je eigen mening wilt hebben en je eigen visie wilt uitdragen. Je kan dat doen met respect voor de ander, op voorwaarde dat de ander dit ook doet. Zoniet, dan wordt die eigen mening als een bedreiging gezien, die eigen identiteit als een verwerping van die andere. Maar dat is niet haar verantwoordelijkheid. Wie de identiteit van de ander niet erkent, kent zijn eigen identiteit niet.

2024 was het jaar dat haar stem steeds luider had geklonken en dat ze haar onafhankelijkheid terug was beginnen voelen. In het begin onwennig maar naarmate de tijd verstreek, merkte ze de natuurlijkheid in haar persoonlijkheid. Ze was er bang voor geweest, en soms nog. Schrik dat de ander haar niet zou willen zoals wie ze was. Dat ze alleen zou achterblijven. De toren had haar geholpen. Hoe elke twijfel verdampte eens ze er was, elke aarzeling met de wind meegenomen werd, telkens ze naakt boven op het bordes stond, haar borsten trots vooruit priemend naar de einder. Die momenten hadden haar gesterkt in het geloof in zichzelf, dat ze mocht zijn wie ze was, hoe ze was en wat ze wou. Ze wou veel, dat had ze vastgesteld. Soms het één, soms het ander. Niet consequent, wat haar in het begin in verwarring bracht. Hij had haar gezegd dat consequent zijn een overschatte eigenschap was. Soms zinvol, maar meestal hinderlijk. Als je gelooft dat de wereld zich nooit herhaalt, dan hoef je niet consequent te zien. Iedere dag is nieuw, elke situatie is anders. Ze lijken soms op elkaar, maar ze zijn nooit dezelfde. Het vergt moed om telkens opnieuw te beginnen, beslissen alsof gisteren niet bestond. Het leek een paradox, de waarde van de ervaring gebruiken om elke dag gretig als iets nieuws vast te grijpen.

Zo vaak was ze in de toren geweest. Zo vaak had ze er gevreeën. In en op de kleine twijfelaar, boven op het winderige bordes, of in de branding van de zee beneden. Hun vertrouwde lijven zochten en vonden telkens weer die sensuele wrijving die hen opwond alsof het iedere keer de eerste keer was. Bij aanvang was ze bang geweest dat routine zich zou installeren en dat seks een banaal tijdverdrijf zou worden. En hoewel de ontdekking ondertussen had plaats gemaakt voor vertrouwdheid, bleven de herhaalde routines grensverleggend zoals een muzikant die steeds opnieuw “oefent” op zijn instrument, hoewel de virtuositeit ondertussen allang een feit is. Het is daar waar de echte muziek echter begint. Ze had gevoeld hij diep in haar drong, dieper dan ze ooit had kunnen denken. Hoe hij zijn gezicht diep in haar vrouwelijkheid begroef en haar gretig proefde en hoe ze iedere keer opnieuw voelde hoe gewild ze was, hoe hij honger had naar haar. En de wind was iedere keer anders, de branding onvoorspelbaar en hoewel ze de vorm van lid goed kende, was merkte ze hoe het rijden erop steeds opnieuw verassend fijn voelde en het klaarkomen haar iedere keer opnieuw de betekenis van het woord deed ontdekken.

Ze keek naar het blad en dacht na over het eerste artikel van haar onafhankelijkheidsverklaring.

“Ik besta”, schreef ze. En daarna, “ook zonder de ander”. Ze schrapte de bijzin. Verklaringen hebben geen bijzinnen maar zijn eenduidig helder. Ik besta.

Dus mijn mening bestaat, schreef ze eronder.

Dus mijn handelen bestaat.

Dus mijn keuze bestaat.

Dus mijn identiteit bestaat.

Dat is mijn onafhankelijkheid. Dat is mijn vrijheid.

Geen van haar beginselen verwierp de ander. Dat stelde ze na het schrijven vast en dat vond ze mooi. Ze wist nochtans dat anderen haar soms wilden opeisen, dat collega’s haar mening soms niet wilden erkennen. Dat  haar handelen niet altijd de keuze van de ander was. En dat die keuze ook de beperking van haar vrijheid was. Naar het westen stappen is per definitie niet naar het oosten gaan. Maar gezien consequent zijn geen vereiste was, kon ze gerust later terug van richting veranderen. En daarenboven, far West is also East. Zo zou ze haar stappen naar morgen zetten. Slalommend. De enige manier om het leven ten volle te leven. Langs kronkelige wegen zie je de mooiste vergezichten. En heb je inderdaad ook de gevaarlijke bochten, de ravijnen, de plaatsen waar stuurvaardigheid vereist was.

Dat was haar grote ontdekking, bedacht ze. Dat haar stuurvaardigheid verbeterd was, haar rijvaardigheid. Ze reed meer en beter dan ooit. Ze reed het leven dat ze wilde rijden. Ze lachte en dacht: “en naakt in mijn toren”. Ze vreeën allebei hoe zij wilden, hoe ze het voelden, zonder schroom en zonder aarzeling. Dat was de sleutel tot hun mooiste genot. Hun samen vrijen als illustratie bij haar onafhankelijkheidsverklaring. Duidelijker kon het niet zijn.

 

Morgen begon het nieuwe jaar.