Tinten Rood

Bestaan de dingen als ze niet benoemd worden? Wat is de werkelijkheid als er geen woorden voor zijn? Ze keek over de balustrade van het bordes naar de zee in vele tinten van grijs. Ze wist dat het menselijk oog meer tinten rood kan zien dan tinten blauw. Dat kwam niet alleen door het oog – ogen zijn een beetje gevoeliger voor rood dan voor blauw – maar vooral omdat er weinig woorden voor blauw zijn en veel voor rood. Scharlakenrood, robijn, rood, bordeaux zelfs of roze aan het andere einde van het spectrum, allemaal woorden die iets over een vorm van rood te vertellen hebben. Inuit hebben vele woorden voor sneeuw. Wij zien enkel witte vlokken. Woorden maken de werkelijkheid want de werkelijkheid is wat we ervaren. Wat we niet zien, horen of ruiken bestaat niet, of we zijn er niet zo zeker van.

Ze keek naar het water. Vanuit haar vuurtoren kon ze de wereld overschouwen. Niet alleen zag ze veel omdat ze zo hoog stond, ze zag ook veel omdat de toren haar aanmoedigde om te kijken. Wie torens beklimt, kijkt altijd aandachtig naar de wereld. Je ziet meer en minder tegelijkertijd. Een toren creëert afstand. Afstand van de werkelijkheid, afstand van wat gezegd wordt, afstand van wat getoond wordt. Ze koos om te kijken, ze keek niet alleen naar wat getoond werd.

Dat is misschien het grote verschil tussen hier en daar, dacht ze. Dat ik hier de vrijheid heb om te kiezen. Te kiezen om te kijken, te kiezen om te doen.

Het was een antwoord dat ze ook aan haar vriendin had gegeven toen die vroeg waarom ze steeds naar die toren terug ging. Je kan toch thuis doen wat je de toren deed. Of in je tuin. Dan had ze het over het naakt rondlopen. De toren helpt me, had ze gezegd. En de toren is een andere plek waardoor je per definitie andere dingen kan doen. Je kan koffie drinken uit een waterglas, maar dat doe je ook niet. Een koffietas vraagt om koffie. Een cocktailglas om een cocktail en bij dat glas krijg je er een pakket ontspanning bij. De toren was de vrijheid die je niet hebt.

De toren leerde haar wel de vrijheid die ze niet had, zei ze. De toren was een plek om te leren, een school eigenlijk, in de letterlijke zin van het woord: scole, een plaats waar vrije tijd was, vrij-tijd.

De vriendin luisterde met halve overtuiging. Het intrigeerde haar wel en ze benijdde de torenvriendin wel een beetje. Ze had geen vuurtoren en in haar wereld leefde ze onder een pak beperkingen. Beperkingen over de keuzes die ze gemaakt had en waarvan ze dacht dat ze onomkeerbaar waren. Dat waren ze ook. Het verleden ligt nooit in de toekomst. Je kan wel een nieuwe keuze maken, waardoor de vorige geschiedenis wordt. Om één of andere reden had ze schrik van de geschiedenis. Misschien was het dat wat ze wel mooi aan die toren vond. Dat er geen geschiedenis geschreven werd. Of eerder, dat de geschiedenis van de toren enkel bestond in het universum van de toren. Maar is het dat ook niet altijd. We zien de geschiedenis vaak als een aaneenschakeling van gebeurtenissen, die vaak uit elkaar voortvloeien. We vergeten dat geschiedenis evenzeer een patchwork is van toevalligheden zoals de lapjes stof je in de mand vind en uiteindelijk een tafelkleed worden. Niet bedacht, gewoon gedaan.

Vanop het bordes hoorde het torenmeisje een auto oprijden. Haar vriendin was gekomen. Op zoek naar de vrijheid. Om te vertellen wat niet verteld wordt en om de werkelijkheid hiermee vollediger te maken. Om te leren over de vele tinten rood.

In het kamertje sneed hij een brood in stukken. Het zou een lange nacht worden.