En dan viel de regen met bakken uit de lucht. Zo overweldigend dat zelfs elke voorspelling een understatement zou zijn. Niet dat het stormde zoals het wel eens kan stormen aan de kust, maar het was de hoeveelheid water die tegelijkertijd uit de lucht kwam gevallen, die verraste, alsof een groot waterbed in de wolken plots openscheurde. Weersvoorspellers spreken van een waterbom, maar dat woord paste ook niet bij de ervaring die ze onderging. Het was geen ontploffing zoals een bom per definitie zijn energie vrijgeeft. Het water kwam eerst heel geleidelijk aangedruppeld. Aan de eerste druppels zag je wel al dat het geen amateurswerk zou zijn. Het waren echte druppels de naam waardig. Dik en rond, vol vloeistof die op het punt stond open te spatten. Heel snel na die eerste druppels kwamen de volgende en dan weer en dan weer tot er een gordijn van water naar beneden viel, zelfs niet stroomde, daarvoor was de energie te overweldigend. De exponentiële snelheid waarmee het regenen toenam was wellicht wat zo karakteristiek was aan deze onweersbui. Het was geen bui. Het was een zondvloed, maar dan zonder zonde. Waarom moet iets overweldigend altijd aan een zonde worden gekoppeld?
Daar dacht ze aan toen ze doorweekt de toren was binnen gelopen. Drijfnat tot op haar ondergoed stond ze in het midden van de kleine werkkamer net onder de lantaarn. De generator bromde wat lichte warmte door de buizen, maar het was zomer en dus had ze geen verwarming aangezet. Enkel het rondstromend koelwater bracht wat broeierigheid in het kamertje.
Hij zat aan het tafeltje, droog. Net voor de regen toegekomen en had hij gewacht tot ze van haar lange dagwandeling terugkwam. Hij droog, zij drijfnat. Haar zomerkleren plakten aan haar huid als een latex verpakking. Elke vorm die ze had, werd getoond, elk detail benadrukt. Ze had geen bh aan, dat was meer dan duidelijk. Het water zorgde immers ook voor transparantie. Toch gek dat een ondoorzichtige stof door water plots lijkt te verdwijnen. Hij had weinig verbeelding nodig om zich de glanzende borsten voor te stellen die hij ondertussen goed kende. Bruin, ook op de plekken die weinig zonlicht zagen. Ze hield van ZZK, zonnen zonder kleren.
Ze deed haar kleren uit, tenminste, ze worstelde zich uit de natte lappen textiel. Haar slip rolde zich langs haar benen naar beneden en bleef als een kletsnatte, nog niet gewrongen dweil liggen. Zoals hij haar het liefst zag, geheel naakt – hij verkoos het zachtere woord bloot – stond ze in de kamer. Buiten vielen nog steeds emmers water naar beneden.
“Kom”, zei ze. Ze had nog geen zin in een vrijpartij. Ze wou genieten van de regen. De zomer mocht dan wel nat zijn, ze was nog altijd zwoel. Ze ontknoopte zijn hemd en zijn broek. Het hemd liet hij van zijn schouders vallen en de broek wist wat van hem verwacht werd. Nadat ook zijn slip was verdwenen, gingen ze het kleine trapje op naar het bordes voor de lantaarn. Die stak ze terloops aan. De lamp warmde zich tikkend op. Op het bordes hapten de wolken net naar adem, de druppels waren bijna helemaal weg. Ze wisten dat dit maar een kleine pauze zou zijn. Amper honderd meter verder zagen ze de regen opnieuw op de duinen neervallen, alle vegetatie platslaand. Het helmgras hield zich het langst kranig. De taaie bladeren met de scherpe kromming overlangs waren niet aan hun proefstuk toe.
Samen keken ze naar de elementen. Met zijn lijf hield hij haar zoals gewoonlijk beschut. Haar armen waren nog kouder dan anders door het water dat ze aan het verdampen waren. In die zwoele buitentemperatuur was ze als dat ijsje dat je zo graag wilt om te verkoelen. Ze voelde zacht aan. Hij streelde haar lang, alle lengtes afleggend en alle bochten volgend. Haar koude borsten met nu harde tepels waren als rijpe vruchten die wachtten om geplukt te worden. Maar dat deed hij niet. Hij streelde, alleen strelen, het zacht laten glijden van zijn vingers, zijn handen en zijn volledige armen langs haar huid, zoals satijn over een lichaam kan glijden. Ze sloot haar ogen en het voelen werd sterker. Afgesloten zintuigen versterken deze die open staan.
De eerste druppels van de volgende golf kwamen er aan. Dezelfde dikke als hun voorgangers. Zachte druppels die, hoewel ze openspatten, vooral een gevoel van smelten veroorzaakten. Het strelen werd glijde,. Schaatsen met zijn vingers over het haarfijne waterlaagje op haar koele vel. Hij voelde hoe het water hem overal bracht, maar nergens bleef hij lang staan. Als ware het een tantrische ervaring, voelden zowel hij als zei met al hun zintuigen hoe het water over hen bezit nam zoals ze bezit namen van elkaar. Bezit van elkaars gevoel, door het voelen net mee te maken op dat grensvlak tussen hem en haar, daar waar het flinterdunne waterlaagje voor het glijden zorgde. De warme wind blies de koele druppels over hun gezicht.
Ze draaide zich om en drukte zich tegen hem aan. De vormen van hun gezichten sloten zich als passende puzzelstukjes in elkaar, één beeld vormend van wat verbondenheid voor hen betekende. Het was één van die versleten woorden geworden: verbinden. Iedereen had het erover. Versleten woorden voelen arm aan. De betekenis opgebruikt. Uitgesmeerd op situaties die niet pasten. Woorden, hol geworden, als geërodeerd door vele monden. En dat terwijl zij zich hier rijk en vol voelden, rijk aan emotie, het geluk volledig voelend van het simpelweg samen ervaren van de natuur in haar uitbundige vorm. Hij voelde haar borsten, zij zijn lid. Hoewel sensueel geladen bracht dit contact nu vooral intimiteit en gedeeld vertrouwen. Onvoorwaardelijkheid. Afwezigheid van twijfel. Ze kenden elkaar lijf ondertussen goed. Lichamen die energie krijgen van elkaar. Seks zou zich nog aandienen, maar drong zich niet op. Daar was tijd voor, misschien zelfs op een andere dag. Seks maakte ruimte voor de tactiele lange wandeling langs het pad van de beleving.
De laatste druppels verlieten de toren en de wind begon hen droog te blazen. Naast elkaar keken ze de wolkbreuk na. Deze bevond zich al boven de zee. Het zand onder hen, aan de voet van de toren, begon opnieuw goudgeel te glanzen. Het decor paste zich aan hun gevoel aan.
Voor ze naar binnen gingen volgde nog snel een kus. Dan toch. Op die plek die ze graag had.