De natuur blies hen naar de vuurtoren. Het waaide en het zou nog harder gaan waaien. Springtij was aangekondigd op het ogenblik dat alle winden zich boven de zee zouden verzamelen. Alle elementen die unisono de storm van de eeuw zouden ontketenen. En ook al had de overheid aangemaand tot uiterste voorzichtigheid en binnen blijven, ze hadden afgesproken in de vuurtoren.
De toren stond er al honderd jaar en had al vele stormen van de eeuw gezien. Deze storm was dus niet letterlijk dé storm, maar één van de stormen. Dat klonk natuurlijk niet dramatisch genoeg om de aandacht van de bevolking te trekken. Aldus spraken ze af in de vuurtoren. Benieuwd naar het spektakel vanop de eerste rij. Noch zij, noch hij hadden in stormweer in de toren verbleven. De generator snorde hevig om het water van het grote ligbad in de toren te verhitten tot hottub-temperaturen. Dit was een moment waarbij extra warmte welkom was. Ze hadden nog twee uur de tijd om op het bordes het spektakel te bewonderen. Daarna zou het wellicht verstandiger zijn om binnen te blijven, het deurtje naar de lantaarn dicht te laten en te luisteren naar het huilen van de wind, verdoken onder de dikke oude dekens van de twijfelaar. Als ze al bezorgd waren, dan was het voor hun auto’s die beneden op de open plaats naast de gebouwen stond. Ze besloten de auto’s zo vrij mogelijk te zetten, ver van bomen en andere mogelijke bronnen van projectielen.
De zee toonde zijn meest geweldadige gezicht. Dit waren geen gewone golven meer. Het oppervlak van het water leek als een woeste sculptuur van Rodin, waar je de energie en kracht van de meester in elke vingerafdruk van de klei zag. Als golven het gezicht van het leven zijn en de zee de levenskracht, dan toonde de zee het leven zoals het is als elke beperking wegvalt: ruwe ongecontroleerde energie.
In het midden van de kamer hadden ze het ligbad laten vollopen. Het water verhitte hun lichamen en maakte deze klaar om zodadelijk heel even naakt buiten de elementen te trotseren. Naakt in de storm. Dat is het kustequivalent van baden in de sneeuw in het binnenland. Het bad dampte het kleine raam aan. Rook steeg door het deurtje naar de hemel. Hun hemel.
Het moment van de waarheid brak aan. Enkel gehuld in een badjas liepen ze het trapje op naar het balkon. Eens boven keken ze naar het turbelente spektakel. Nu al moesten ze zich vasthouden aan de zwarte gietijzeren balustrade. Voorzichtig lieten ze hun jas openvallen, die als een vlag hevig begon te wapperen. De vlag van de vrijheid. De vlag die vertelde dat leven geen grenzen kent, geen afspraken tolereert, maar gewoon leeft. Langzaam paste hun verhitte lichamen zich aan de koude buitenlucht aan. Het was altijd zo wonderlijk dat je na een bad de koude niet voelde. Als eerste gooide hij de badjas geheel uit, door het deurtje naar binnen. Met enige aarzeling keek ze hem lachend aan. Zijn lijf werd aan de natuur overgegeven. Af en toe voelde hij het spatten van een zoutdruppel die aan de golven was ontsnapt. De vloed kwam imponerend dichterbij. Nu deed ook zij haar badjas uit en samen stonden ze geheel naakt in de stormwind. Haar borsten priemden door de windstoten, ze voelde hoe ze door de storm genomen werd. De lamp achter hen brandde hevig zijn warmte naar hen toe. Hij kwam achter haar staan en drukte zijn lijf tegen haar rug. Geborgen warmte. Hij sloeg zijn armen over haar boezem als beschermde hij haar voor verborgen vijanden in de natuur. Ze hield van het gevoel van die armen die drukten op haar borsten. Als bijna automatisch greep ze met één hand achter haar naar zijn lid en streelde deze bevestigend. Het was goed zo. Samen de storm beleven. Het leven beleven zoals ze anders, maar nu met een nieuwe derde speler, de natuur. Een tijd bleven ze zo naar de onzichtbare horizon kijken. De hemel was zwart en zo ook de zee. De overgang van water naar lucht was niet te bepalen. Zelfs de lichtjes van de windmolens waren onzichtbaar, verborgen achter de toppen van de golven. Schepen lagen verstandig in de haven. Dit was het diepste zwart dat ze ooit gezien hadden. Op die ogenblikken dat de lantaarn even uit was, verdween ook de toren, verdwenen ook zij. Zonder licht konden ze de werkelijkheid niet meer zien. Enkel voelen. Ze voelde hoe zijn lid was gegroeid in haar handen en ze hield van dit signaal van opwinding. Opgewonden door haar, dat vond ze altijd een fijne gedachte.
De zee kwam dichterbij. Er vlogen weinig takken door de lucht. Veel minder dan in het binnenland. De natuur was hier meer vertrouwd met storm en had allang begrepen dat enige flexibiliteit nodig was om te overleven. Buigen is beter dan breken als een je lange toekomst wilt.
Ook zij stonden losvast op het bordes. Vast genoeg om niet om te vallen, los om op de deining van de golven van de wind te zweven.
Het werd koud. Tenminste, hun lichamen waren afgekoeld. Opgewonden van elkaars naaktheid daalden ze het trapje af en sloten het kleine deurtje naar het balkon. Hij liet zich op het bed vallen en meteen besteeg ze hem. De energie van de wind zat nog in het geheugen van haar lijf. Als werd ze voortgedreven door de storm bereed ze hem. In luttele minuten bereikte ze haar eerste hoge top en surfte ze langs de golven van haar genot naar beneden. Ze voelde hem diep en zweefde op haar adrenaline. Met zijn bekken zorgde hij voordie extra krachtontwikkeling waar ze altijd op wachtte. Het duwtje dat toonde dat seks een gedeelde beleving was.
Ze stapte af, nam zijn lid en proefde zichzelf terwijl ze hem hard omknelde. Hij voelde hoe haar bezeten energie zich in hem verplaatste. Met gesloten ogen volgde hij naar waar zijn gevoel hem bracht.
Springtij was nog niet bereikt. Het zou nog even duren. Maar ze hadden tijd. Dit was geen weer meer om een hond door te jagen.
Ontspannen gaf hij zich aan haar over en zij aan hem. Denken stopte en alleen ervaren bleef over. De zuiverste vorm van leven. Samen bereden ze de hevigste golven van het leven op de tonen van het lied van de wind.