“Iemand moet de zon verteld hebben dat het nog niet voorbij is.”
Ze zei het met zachte hoop in haar stem. Het was ochtend en door het deurtje aan het bordes van de lantaarn, dat de hele nacht was blijven open staan, viel de lang verwachte zonnestraal. Het was eindelijk gestopt met regenen. De regen was te enthousiast geweest om het volgende seizoen aan te kondigen en kon terug in de coulissen verdwijnen. Te vroeg opgekomen. Het overkomt de beste acteurs.
Ze verplaatste haar hoofd op het bed zodat ze perfect onder de zonnedouche kwam te liggen.
Hij zette koffie. Hiervoor gebruikte hij zijn Italiaans infuuskannetje. Het toestel paste bij de sfeer van het moment. Hij was nog nat van zijn ochtendbad in de zee. Druppend, met brood, boter en een warme kop koffie liep hij het kleine trapje op om te drogen in de zon die de zomer verlengde. Op het strand onder hen liep een eerste vroege wandelaar met hond. Hoewel hij naakt op het bordes stond, stak hij zijn hand op. Zwemmers mogen dat. Zijn silhouet was daarenboven te klein om aanstootgevend te zijn voor in gedachten verzonken hondenbaasjes. In de verte ging een hand omhoog en de hond blafte één keer. Honden zien beter.
Hij voelde hoe ze achter hem kwam staan, haar blote lijf verstoppend achter zijn rug. De zon viel op haar rechterwang. Een glimlach kwam uit het oosten. Haar borsten warmden zich aan zijn rug. Ze gritste een stuk van het brood en keek over de golven naar de boten die onvermoeibaar hun route volgden. Er moest verscheept worden, anders viel de Aarde stil. Althans, dat was wat de meeste mensen dachten. En zoals dat vaak het geval is, waren de meeste mensen fout. We hebben minder nodig dan we vervoeren. Als velen hetzelfde denken, dan is de kans groot dat het geen denken meer is, maar volgen, gehoorzaam of onbewust, gewoon volgen. De zon toonde dat het niet zo hoefde te zijn. Vijf dagen grijze wolken die hun verdriet over de planeet storten werden doorbroken door een koppige zon die haar zin wou doen. Het was nog steeds zomer.
Haar gedachten verlieten de vuurtoren. Ook al was de afspraak dat in de toren enkel torengedachten een plaats hadden, kon ze niet vermijden dat haar andere wereld zich begon af te tekenen aan de einder. Verplichtingen, sommige praktisch, maar velen van het gehoorzaamheidstype, doemden in haar hoofd op.
Alsof hij haar hersenactiviteit kon opvangen, zei hij: “kijk naar die zon. Die doet waar ze voor gemaakt is: zon zijn.”
Waar ben ik voor gemaakt, vroeg ze zich af. Een pak van de dingen die ze deed, voelden niet als natuurlijk aan. Ze noemde het “de moetjes”. En er waren er veel. Ze was opgevoed met de gedachte dat het leven een aaneenschakeling van moetjes was, die af en toe versierd werden met “een magje”. Maar ook een magje is niet natuurlijk. De natuur vraagt geen toelating om te groeien. Moetjes en Magjes. En slechts heel af en toe, een “wil”, die dan vooraf gegaan werd door een verantwoording. Haar lijf wist wat het wou. Haar gevoel bracht haar stress en haar verstand hield haar tegen. Maar het lichaam liegt niet. Ze hoorde haar eigen stem in haar hoofd.
Ze maakte zich van hem los en ging naar het Oosten. Gezicht en borsten vol in de richting van de zon. Het voordeel van een vuurtoren is dat je een terras hebt in alle windrichtingen. Ze sloot de ogen en liet haar moetjes los. Even, want ze had nog niet geleerd dat vasthouden onnodig was als je deed waar je voor gemaakt was. De zee heeft geen handboek die beschrijft hoe ze haar golven moet maken. En toch lukt het iedere keer opnieuw.
“Ik haal je nog een boterham”, zei hij en hij verdween in het kleine deurtje.
“En wat chocolade”, antwoorde ze. Na seks, het ultieme genot in de ochtendzon. Ondertussen schrapte ze enkele moetjes van haar lijst. In potlood.