Ze zou hem brengen naar iets wat hen verbond, iets wat hen had samengebracht. Ze zei niet wat ze in gedachten had. Ze zweeg raadselachtig zoals de Sfinx, hoewel ze helemaal niet zo mysterieus in het leven stond. Eigenlijk was ze spontaan, open en lachte ze vaak, tenminste als ze zich niet onzeker afvroeg wat de mensen allemaal niet van haar vonden. Een cocktail van spontaniteit in een mengeling van onzekerheid en wat argwaan. Want ook dat kenmerkte haar. Ze luisterde soms minder naar wat gezegd werd omdat ze zich afvroeg naar wat bedoeld werd. En dus toch een beetje die sfinx, maar dan afwachtend, de sfinx uit de boom kijkend als het ware.
Hij had zich vol vertrouwen aan haar overgegeven. Dat kenmerkte hem dan weer. Hij ging er doorgaans vanuit dat alles wel zou verlopen zoals hij het in gedachten had, wat ook vaak zo was. En dat kwam niet door hem, maar gewoon omdat de dingen meestal lopen zoals ze bedoeld zijn.
“Maar de mensen beseffen dat niet”, zei hij dan. De mensen, waarmee hij zich dan weer onderscheidde van de rest. Want ook al zei hij vaak dat hij was zoals iedereen, toch vond hij dat hij anders was. Dat zijn omgeving hem dat ook toedichtte, “dat hij een speciale was”, hielp natuurlijk ook niet. Dat hij ook voor een stuk naïef was evenmin, hoewel dat niet een verborgen sterkte was. Het kind in hem was nooit ver weg. Vooral het kinderlijk geloof, dat alles kon. Alles kon, punt. Zo ging hij door het leven.
En zo kwam het dat zij, de wat achterdochtige spontane, hem, meenam naar een plek uit haar verleden, een plek met vele herinneringen en met één fantasie die ze nog niet eerder beleefde. Ze reden een stevig uur vanuit het binnenland naar de kust. Langs dorpen die toeristen meestal links lieten liggen en die nu, in deze wintertijden, gewoon dood waren. De handvol bewoners van de dorpen die ze doorkruisten, zaten achter het dikke dubbele glas van de klimaatbewuste regeringsleiders. De bewoners wisten het nochtans heel goed. Hun dubbel glas en extra isolatiepremie zouden er niet voor zorgen dat hun huis morgen niet als eerste tot boven de nok onder de zeespiegel zou verdwijnen.
Een laatste pad reden ze door, redelijk omhoog, wat uitzonderlijk is aan de Noordzeekust waar het landschap vlakker is dan vers gestreken bedlinnen. Dat had ze mee in de koffer van de auto. Want ze zouden samen overnachten. Dat hadden ze nog niet eerder gedaan.
Linksom, de zandwegel in, bijna een traktorpad. En daar verscheen hij dan: de vuurtoren. Roodwit gestreept, met bovenaan een lantaarn met zwarte kap. Kinderen zouden het niet beter kunnen tekenen. De toren leek de oertoren aller vuurtorens te zijn.
“We zijn er”, zei ze en wees naar voor. De lichten van haar auto beschenen enkel de eerste witte en ronde banden van de zuil. De rest van het gebouw stak als een zwarte demon af tegen de halfduistere hemel. Donkere wolken zorgden voor een dynamisch maanlicht.
“Hier heb ik vele uren van mijn kindertijd doorgebracht”, zei ze, “mijn grootvader was de vuurtorenwachter. Het was zijn vuurtoren. Het is nog altijd de onze, want de grond waarop ze staat is van onze familie.”
Hij keek bewonderend naar het gebouw. Hij was nog niet eerder zo dicht bij een vuurtoren geweest. Het was een kleine vuurtoren, maar als je er naast stond was die toch indrukwekkender dan het familievakantiehuisje dat hier ook had kunnen gestaan.
“De toren is niet meer in gebruik. Ginder ver, voorbij het dorp, staat nu zo’n grote ijzeren paal met een lamp erop. Dat is nu de nieuwe. De onze was te klein geworden. Die appartementen daar, zijn hoger dan onze toren.”
“Mooi”, zei hij.
“Ik heb je toch gevonden toen jij de weg zocht?”, zei ze, “ewel, een vuurtoren toont de weg. Het is een symbool voor onze eerste ontmoeting. Je was verdwaald.”
Hij had nooit gedacht dat ze zo poëtisch redeneerde, maar hij vond het wel een mooi beeld. Hij glimlachte. Ik ben het nog steeds, dacht hij.
Ze nam de sleutel en deed de ijzeren deur van wat de onderkant van de toren was open.
“We moeten eerst de generator aanzetten, er is hier geen elektriciteit.”
In een stalling naast de toren stond een grote dieselgenerator. De machine startte grommend zonder aarzelen op. Dit was geen verlaten plek. Hier kwamen ze wel vaker. Het was dan toch een familiaal buitenverblijf.
“Als je boven bent, dan hoor je het niet meer hoor. En de warmte van de motor zorgt voor de verwarming binnen. Nu is het nog koud maar straks wordt het bloedheet, want je kan die temperatuur moeilijk regelen met de warmte van dat ding.”
Ze namen de trap die zich langs de wand van de toren omhoog wentelde. Vlak onder de lantaarn was een kamer. Vroeger was dat de plek waar haar opa vaak verbleef. Kleine herstellingen, soms uitkijken naar de zee en ooit was hier een “radio” geweest. Een zender en ontvanger waarmee met de vissers die voorbij kwamen, kon worden gepraat. De radio. Maar die was weg. In de plaats van al dat materiaal stonden er nu wat meubelen. Een kast, een tafel en twee stoelen, een klein versleten bankstel en een bed. Een twijfelaar. Voor meer was er geen plaats.
Passend, dacht hij twijfelend. Wat zou er daar straks in gebeuren?
“Ga je eens mee naar de lamp? Ze zit er nog in.”
Hij was wel bijzonder nieuwsgierig naar wat daar boven zat.
“Je kan ze zelfs nog aansteken”, zei ze, “maar dat mag niet. Dan breng je de schepen in de war.”
“Maar we doen het toch nog wel eens, soms, af en toe, kort.”
Samen keken ze over de zee uit met een gedoofde lamp. Enkel het dansende maanlicht achter de wolken toonde hun silhouetten. Zijn borstkas verwarmde haar rug. Vier handen op de reling. Haar haren wapperden in zijn gezicht en hij rook wie ze was. Een geur die hij gaande weg had leren kennen en waarvan hij was gaan houden. Het is gek hoe gevoel voor iemand overslaat op allerlei dingen die de persoon kenmerken, een geur, een vorm, zelfs de kop waaruit ze haar koffie dronk. Hij begroef zich in haar haar en kuste haar spontaan in de nek. Daar hield ze van. En hoe hij zijn armen dan van langs achteren om haar heen sloeg. Haar vergrendelend in zijn greep. Ze was in de stemming. Dat wisten ze beiden onbewust. De feromonen deden meer dan hun werk, zelfs op die winderige plek daar boven op die toren. Samen keken ze naar de schepen die in de verte voorbij trokken. Zwijgend genoten ze van elkaar. De heen en weer bewegende golven van de zee moedigden hen aan.
Toen het wat de koud werd, daalden ze terug af naar de werkkamer van opa, het vakantiehuisje in de hoogte. De fles wijn was ondertussen op temperatuur, zoals ook de hele kamer. Ze had niet gelogen. De kleine thermometer op de muur gaf 23°C aan. Zelfs met de deur naar de lantaarn open. Die deden ze nu toch dicht in ruil voor een ventillativenstertje dat op een kier werd gezet.
Ze hadden wat kaas meegebracht en wat stokbrood. En wijn. Het plaatje was compleet. En het werd warm. De wijn bracht soepelheid in de gedachten. De gesloten deur verhoogde de temperatuur ondertussen naar 25°C. Of ze het nu wilden of niet, de vuurtoren gebood hen zich uit te kleden. Er waren geen gordijnen voor de ramen van de kamer. In de verte flikkenden de kleine lichtjes van de boten en van enkele boeien. Het leek wel kerstversiering.
Ze was de eerste. Sneller dan hij. Haar winterkleed had ze uitgedaan en ook de bodysuit was te warm. Ze voelde zich natuurlijk thuis. Ze had haar ondergoed zorgvuldig uitgekozen. Hoewel dat enkel zou dienen als het etiket op die wijnfles op de tafel: zeggen wat bijzonders erin zat. Zoals zij de hele avond al de regie in handen had, zo bleef ze ook nu de lakens uitdelen. Het bedlinnen moest nog over de twijfelaar. Dat deden ze samen, zij in haar rode bh en hij in de broek die niet zo nonchalant van zijn benen wou glijden. Knop open en riem los. Het had ook iets en dat zag ze. Met de vingervlugheid van een zakkenroller verdween haar hand in zijn broek en omknelde ze zijn balzak. De koele temperatuur van haar handen in de warme kamer was al een genot op zich. Ze trok zich op aan zijn nek en kuste hem zonder aarzeling hartstochtelijk op zijn mond. Ze zocht de weg naar zijn smaak en vond die, de ene hand stevig in zijn broek. Met de nodige precisie maakte hij blindelings haar bh los en liet zijn vingers over haar borsten glijden. Ter hoogte van haar tepels, er net boven, reageerde haar lichaam. Even liet ze een zucht horen, een bevestiging dat het goed was. Een teken dat hun lichamen zich aan elkaar wilden geven. Ze loste even haar greep en liet haar bh van zich afglijden, knielde en nam onderweg de halsstarrige jeans mee naar zijn enkels. Met beide handen ontdekte ze zijn lid. Streelde hem doeltreffend. Van haar kenmerkende onzekerheid was geen spoor meer te vinden. Ze kuste zijn penis en stak hem vakkundig in haar mond. Hij sloot de ogen en bleef heel even in dat moment, staan. Met haar lippen verkende ze de gehele lengte van zijn mannelijkheid. Meermaals liep haar mond over de schacht, zacht kussend en strelend met haar tong. Hij voelde haar zelfzeker proeven. De tijd leek te vertragen.
Op de muur toonde de thermometer 26°C. Ze stond op en liep naar het bovenste ventilatieraam waar ze maar net, op de tippen van haar tenen bij kon. In het schijnsel van de lamp zag hij haar lichaam uitgestrekt van teen tot vingertop maar daartussen die wondermooie borsten waar nu haar tepels bijna omhoog staken. Hij dook onder haar oksel en nam haar tepel in zijn mond. Het ventilatieraam werd onbereikbaar. Zacht drukte hij haar tegen de tafel die naast de muur stond en verkende de ene borst, dan de andere. Gebruikte, heel bewust, zijn handen niet. Enkel zijn lippen raakten haar aan, op die plekken die haar geheel opwonden. Lichtontspannen liet ze zich half op de tafel duwen. Met tong en mond zocht hij de plooien van haar lijf op, haar zoute lichaamsvocht, de onderkant van haar borsten, de uitnodigende weg ertussen, die leidde naar waar ze hoopte dat zijn bestemming zou zijn. Hij proefde haar schaamhaar en wat er onder zat. Zocht naar een punt van herkenning zoals je je moet oriënteren in een bos. Hij vond haar pad, zacht en licht vochtig. In harmonie met zijn beweging ging ze op de rand van de tafel zitten. Met zijn hoofd spreidde hij haar benen. Ook hij degusteerde haar nu. Hij proefde van de vele verschillende toetsen van haar vrouwelijkheid, genoot van haar textuur. Ze drukte zijn hoofd tegen haar aan en voelde zijn tong. Langzaam gaf hij haar het genot dat hij zelf ook voelde.
De rollen keerden even om toen hij haar bij de hand nam en naar de vers opgemaakte twijfelaar trok. “Wacht” zei ze. Ze liep naar een schakelaar op de muur en haalde die over. Boven hen hoorde hij gezoem en licht geknetter.
“We gaan naar boven”, zei ze, “dat heb ik altijd al willen doen”.
De lamp in de lantaarn begon langzaam te branden.
“Hij moet nog wat op temperatuur komen”, zei ze terwijl ze hem het trapje omhoog leidde en voor de lamp ging staan op het bordes dat diende om de lamp schoon te maken.
Opnieuw stonden ze daar zoals een uur geleden. Nu naakt met enkel een hele sterke lamp achter hen. De lamp draaide rond. Tenminste, in de lantaarn draaide een schild voor de lamp waardoor het leek alsof deze knipperde. Zij voelden de warmte van de lamp weg gaan, dan weer terug komen. De wind waaide haar tepels hard. Hij hield haar in die greep die ze zo graag had. Achteraan omhelzend, nu met zijn harde lid tegen haar billen. En ook dat vond ze fijn en opwindend. Ze voelde hem voelen, zoekend naar een ingang die hij niet vond. Daarvoor was hij te groot en zij te klein. Misschien moest ze dat opstapje proberen, waar je normaal de schoonmaak doet. Hij gleed voorbij haar billen net niet in haar en voelde haar warme vochtigheid. Met één arm drukte hij haar borsten aan, met de andere hand hield hij haar onderaan in labiel evenwicht. Hun lichamen bewogen op het ritme van de lamp. Diep in haar nek kuste hij haar opnieuw terwijl hij haar borst in zijn gehele hand liet verdwijnen. Haar tepel tussen zijn vingers, zacht knijpend.
Ze draaide zich om en heel even namen ze een letterlijke adempauze. Ze kusten opnieuw alsof het de eerste keer was. Dat hadden ze ondervonden, nu ze elkaar al even kenden. Dat hun kussen ontdekkend bleven en geen verplicht nummer waren geworden. Iedere keer was er die proevende zoektocht, die eigenlijk niet meer was dan aandacht geven, echte aandacht, om wie je kust, hoe die voelt en hoe de ander lijkt te voelen. Het innig kussen was de isolatie tegen de koude wind daar op die toren die hen niet leek te deren. Om haar te verwarmen draaide hij haar met haar rug naar de lamp. De fresnellens achter haar schouders was als een aureool rond haar zwarte contouren. De kracht van de lamp vertaalde zich in de kracht van haar lichaam. Met zijn vingers gleed hij bij haar naar binnen. Krachtig drukte hij zijn hand tegen haar vagina, diep in haar voelend. Hij verkende haar hele bos.
Het liefst had ze haar helemaal laten gaan, maar dan zouden haar beiden benen slap worden. Ze had nu al zoveel moeite om recht te blijven staan. Of liet ze zich wat zakken om hem zo nog dieper in haar te voelen? Hij kuste haar mond. Met zijn tong maakte hij synchrone bewegingen als met zijn hand onderaan, waardoor ze toch losliet en haar emoties het helemaal overnamen. Hij voelde haar hele lijf, nat en warm, op de toren, met een flikkerende warmte achter hen. Ze schreeuwde het uit en de wind nam haar genot mee over de golven van de zee.
Na haar hoogtepunt gingen ze terug naar binnen. Ze schakelde de lamp uit. Kwestie van de vissers niet teveel in verwarring te brengen. Met open benen ging ze heel uitnodigend op het bed liggen. De twijfelaar was een zekerheid geworden. Langzaam liet hij zich in haar neerdalen. Er leek geen einde aan zijn penetratie te komen. Diep in wat nu haar kut was geworden bij die dierlijke natuurkracht die zich nog moest ontketenen en die als een vulkaan haar lichaam zou vullen. Heel langzaam maar met een voelbare oerenergie nam hij haar hele lichaam zoals ze genomen wou worden.
De generator hadden ze uitgezet. Hun lichaamsenergie zorgde voor de opwarming van het lokale klimaat. De nacht was nog lang.